Mijn eerste kennismaking met Hieronymus van Alphen

Eergisteren kwam ik bij het opruimen een oud tentamen tegen. Uit 2002. Cultuurproductie en -consumptie. Met een 6,4 had ik een voldoende. Ik heb het maar opgeborgen bij mijn andere universiteitspapieren. Dingen wegdoen is niet mijn sterkste kant..

Maar wat heeft dit alles met Hieronymus van Alphen te maken? Eigenlijk niks natuurlijk, behalve dan dat ik later – misschien door hierboven beschreven voorval – terug moest denken aan mijn eerste kennismaking met Hieronymus van Alphen. Dat was in de vijfde van de middelbare school.

We hadden bij Nederlands de opdracht om een oud literair werk te bestuderen, oud wil.zeggen van voor de 20e eeuw. Hoe het kwam weet ik niet meer, maar ik kwam uit bij Kleine gedichten voor kinderen, las de gedichten van Van Alphen en schreef mijn verslag.

Wat ik schreef kwam erop neer dat ik de gedichten best aardig vond, maar dat het heden ten dage niet echt hemelbestormend meer was. Maar dat ik me goed voor kon stellen dat in die tijd poëzie speciaal voor kinderen heel bijzonder was en dat de gedichten dat ook qua inhoud waren, voor die tijd heel bijzonder.

Al met al vond ik mijn verslag niet echt speciaal en groot was dan ook mijn verbazing dat ik er een hoog cijfer mee haalde. Wat bleek? Mijn opmerking dat je een gedicht of een literair werk ook kon beoordelen vanuit de opvattingen die leefden bij leven van de auteur in plaats van alleen te kijken vanuit het oogpunt van de hedendaagse had hout gesneden. Blijkbaar was precies die discussie een twistpunt tussen de heren Everhardus Johannes Potgieter (1808-1875), onder andere auteur van het grappige maar wrange Jan, Jannetje en hun jongste kind maar vooral bekend als oprichter van De Gids en Conrad Busken Huet (1826-1886). De eerste hadden we toen al behandeld, Busken Huet zou enkele weken later volgen.

En laat Busken Huet nu van mijn mening zijn geweest dat je literaire werken moest beoordelen naar de maatstaven van toen ze waren geschreven.

Lees je dus ooit een boek uit een andere tijd, vraag je dan ook eens af wat ze er toen van vonden!

Is het allemaal met pruimen begonnen?

Nadat ik vorige week naar de oorsprong van dit blog heb gekeken leek het mij aardig om deze week eens te kijken naar het beginpunt van de Nederlandse jeugdliteratuur. Waar de Nederlandse literatuur tot vermoeiens toe begint met Hebban olla vogala – zo erg zelfs dat het laatste deel van de recent verschenen literatuurgeschiedenis van de Nederlandse letteren van auteur Hugo Brems de titel Altijd Weer Vogels Die Nesten Beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, 1945-2005 meekreeg – geldt dat ook voor de jeugdliteratuur.

Ook de Nederlandse jeugdliteratuur kent zo’n canoniek beginpunt

En dat zijn natuurlijk de pruimen die Jantje zag, o als eieren zo groot. Van Hieronymus van Alphen, uit Kleine gedigten voor kinderen dat tussen 1778 en 1782 in drie afleveringen verscheen. In totaal zijn het 66 gedichten.

Maar is dit nu echt het beginpunt?

Van mijn studie meen ik me te herinneren dat hierbij toch wat kanttekeningen te plaatsen zijn, maar ik weet helaas niet meer welke. Misschien heb ik nog wat boeken liggen die uitsluitsel kunnen bieden. Dan zal daarop terugkomen via een update bij dit artikel. Ik ben ook heel benieuwd wat de nieuwe geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur Een land van waan en wijs die is geschreven door een team onder leiding van Helma van Lierop Rita Ghesquiere en Vanessa Joosen hierover te zeggen heft. Ik kijk reikhalzend uit naar dit boek dat gepland stond voor Kinderboekenweek 2013 maar nu een verwachte verschijning in april 2014 heeft.

Wat zijn kinderen?

Rare vraag? Nou, zo gek is die misschien helemaal niet. Een van de redenen dat het boek van Van Alphen, die zich volgens Rita Ghesquiere in Het verschijnsel jeugdliteratuur richt op vijf- tot tienjarigen, wordt gezien als het startpunt van de Nederlandstalige jeugdliteratuur ligt in het feit dat de notie kinderen pas ontstond in de Verlichting, zeg maar de tijd van Van Alphen. Daarvoor werden kinderen gezien als jonge volwassenen. Pas tijdens de Verlichting verandert dat en komt er onderscheid tussen kinderen en volwassen. Daardoor komt er ook literatuur voor kinderen. Eerder lazen ze gewoon wat volwassenen ook lazen, als ze al konden lezen, wat natuurlijk ook in de tijd van Van Alphen maar de vraag was.

Het is dus iconisch geworden, dat gedicht over die pruimen

Tijd om het eens lezen. Het gedicht heet De pruimenboom en is via de link te lezen op dbnl.org. Toegegeven, het is nogal een stichtelijke vertelling. Daarover later deze week. Maar het is wel verreweg het bekendste gedicht van Van Alphen. Dat raakt in de receptie van de gedichten, ook een mooi onderwerp voor een volgende blogpost.

Ontdekkingstocht

Een ontdekkingstocht dwars door de Nederlandse en internationale jeugdliteratuur van toen en nu, dat hoop ik dat dit blog voor mij gaat worden. En misschien weet ik er  ook nog lezers – jullie dus – mee te verrassen, dat zou helemaal geweldig zijn.

Veranderingen

Dat betekent dat ik hoop dat ik in staat ben dingen op dit blog te veranderen. Na een aardig voortvarende start kwam er vorig jaar al snel de klad in mijn voornemen regelmatig te bloggen. Dat voornemen heb ik nu opnieuw. Om ervoor te zorgen dat ik er nu wel in slaag het frequent bloggen vol te houden, heb ik een nieuwe aanpak bedacht. Ieder weekend kies ik een werk uit de jeugdliteratuur dat ik in dat weekend ga lezen. Vervolgens wil ik van maandag tot en met vrijdag over dat boek gaan bloggen. Wat ik er van vond, informatie geven over de auteur, genre van het boek, boekreceptie, wat me opviel aan het boek. Noem maar op. Vijf posts per boek, zodat ik in het weekend weer een ander werk kan lezen waarna de cyclus zich weer herhaalt. Zo hoop ik dit blog structuur te geven.

Wat komt er zoal aan bod?

Dat is een vraag die ik hier moeilijk kan beantwoorden. Maar ik wil literaire jeugdhelden zo ruim mogelijk opvatten. En daarmee zowel jeugdhelden van volwassenen aan bod laten komen als van jeugdigen van nu. En ik ben van plan vol te houden zodat hier vanzelf een breed palet ontstaat. Vol met hopelijk interessante leestips.

Schrijf ik voor een publiek?

Eigenlijk heb ik deze vraag natuurlijk al beantwoord in de inleiding. Maar ik vind schrijven en schrijven over (jeugd)literatuur in het bijzonder gewoon erg leuk. Dus misschien blog ik in eerste instantie voor mezelf. Maar natuurlijk heb ik graag lezers en reacties. Want de afgelopen bijna twee jaar dat ik nu blog, heb ik één ding wel geleerd. Bloggen doe je samen.

 

Terug naar de boeken

Maar eerst nog even voortboduren

Gisteren schreef ik over hoe ik dacht eventueel een evenement op te zetten. Dit blog heb ik namelijk eigenlijk behalve uit interesse voor het onderwerp ook opgezet naar aanleiding van de Dag van de Jeugdhelden. Mijn belangstelling gaat meer uit naar jeugdhelden die je kunt lezen, vandaar de aanpassing van de titel. Maar toen ik net mijn blog gestart was, attendeerde een van mijn lezers mij op iets waar ik totaal niet meer aan had gedacht. Het Letterkundig Museum organiseerde op 31 oktober 2010 een Dag van de Literaire Jeugdheld. Op die dag werd Kikker van Max Velthuijs uitgeroepen tot favoriete literaire jeugdheld.

Dat even terzijde

Terug naar het evenement. Het Letterkundig Museum is natuurlijk een prachtig instituut dat zo’n evenement van van bovenaf kan organiseren. Als je dat zoals ik gisteren voorstelde vanuit een groep liefhebbers wilt doen kun je het volgens beter van onder naar boven opbouwen, vanuit een brede basis. Maar dan alleen als die eerste kennismaking met andere belangstellenden aanleiding geeft om te veronderstellen dat iets groters leuker kan zijn. En het lijkt me handig om het dan ook samen te doen. In mijn opzet heeft ieder zijn of haar eigen achterban die die dan geactiveerd moet worden en actief moet blijven. Daar horen dan natuurlijk een goede website met boeiende informatie bij en voldoende communicatiemiddelen voor de  community.

Tot zover. Nu echt terug naar de boeken

Met dit blog wil ik vooral uiting geven aan mijn interesse voor jeugdliteratuur. En die jeugdliteratuur is wat mij betreft heel divers. Daar horen avonturenboeken bij, meisjesboeken, historische romans, strips, prentenboeken, oude werken, nieuwe pareltjes – daar heb ik nog geen aandacht aan besteed maar dat gaat veranderen. Met dit blog wil ik een beeld geven van wat mij nou aanspreekt in jeugdliteratuur. Ik wil daarbij vooral niet eenkennig zijn dus als jullie als lezers tips hebben hoor ik ze. Ik heb er al verschillende mogen ontvangen. Dank daarvoor. Ze zullen aan bod komen.

Studie

Zoals sommigen van jullie misschien weten heb ik Algemene Cultuurwetenschappen gestudeerd. Tijdens die studie heb ik natuurlijk veel geleerd over literaire analyse. Het blog van Martha, DrsPee en haar posts op dinsdag over taal en literaire stijlmiddelen dient ter inspiratie. Wat ik in mijn blogs probeer duidelijk te krijgen is waarom een boek mij wel of niet te pakken krijgt. Hoe doet de auteur doet? Wat zijn de technieken? Zijn er sentimenten waarop de auteur inspeelt?

Een ander aspect dat mij boeit is waarom jeugdliteratuur mij en zovele volwassenen met mij nog zo weet te boeien.

Hoe zet ik een evenement rond literaire jeugdhelden op?

Voor alle duidelijkheid, aansluitend bij gisteren: wat ik nu ga zeggen is zuiver hypothetisch. En het maar een basisidee.

Wat als ik ooit nog een evenement ga organiseren rondom het thema van dit blog, literaire jeugdhelden?

Wat zou ik dan anders doen?

Dat wil dus zeggen dat dit een poging is lessen te trekken uit de Dag van de jeugdhelden. Lessen die ik absoluut nu nog niet van plan ben in de praktijk te brengen. Het is meer zoals Marcel van Driel het in zijn boek Waanzinnige plannen noemt een ‘ooitdroom’. En ik heb er nog wel meer en deze staat niet erg hoog op het lijstje. Maar er zijn 6 jaar verstreken sinds de 2e Dag van de Jeugdhelden dus ik heb hier en daar toch wel wat nieuwe inzichten opgedaan. En het is al laat op de avond, dus ik maak er een makkelijke bulletpoint lijst van.

Daar gaat-ie:

  • Niet het evenement moet de basis zijn, maar de gemeenschap.
  • Dat betekent dat je eerst en ruim van te voren begint om zo’n gemeenschap, of in online termen een community, op te bouwen.
  • In het geval van mijn blog zouden dat bijvoorbeeld fanclubs van jeugdboekenschrijvers kunnen zijn. Arendsoog, Biggles, Bob Evers, Kameleon, Karl May, Suske en Wiske enz. Die hebben allemaal wel websites/verenigingen. Met hen kun je relatief makkelijk in contact komen.
  • Je zou bijvoorbeeld kunnen benaderen door erover te schrijven op dit blog. Ofwel doe ik dat zelf, of ik nodig gastbloggers uit.
  • Zorg er ook voor dat de leden van de commnunity elkaar en jou goed leert kennen.
  • Pas als je elkaar een tijdje kent en regelmatig hebt gesproken. Dat kan online en/of in real life zijn. Bijvoorbeeld via fora van de fanclubs of op Literaire jeugdhelden / tweetchats en elkaar kent heeft het zin om na te denken over een evenement rond gezamenlijke interesses.
  • Die gezamenlijke interesse heb je door je contacten als community namelijk ontdekt.
  • Volgens mij heeft het pas zin om over een evenement na te denken. Gooi het eens in de groep.
  • Houd het klein en informeel.
  • Als de groep geïnteresseerd is, ga dan eens goed samen brainstormen.

Dit lijkt me de basis. Al wat er uit een brainstormsesssie kan ik in mijn eentje natuurlijk niet voorspellen. Mocht die sessie er ooit komen dan doe ik daar uiteraard hier verslag van. Maar: ik heb geen plannen.

Een voorgeschiedenis van dit blog

Intro

Deze maand bestaat dit blog precies een jaar. Terugkijkend moet ik toegeven dat ik minder heb geschreven dan ik bij de start van plan was. Maar ik wil niet opgeven; sterker nog, ik heb in dit nieuwe blogjaar besloten om frequenter te gaan posten. Mijn streven is om iedere week het werk van een auteur te behandelen of juist één specifiek boek te behandelen. Dat behandelen wil ik dan doen aan de hand van vijf blogposts, van maandag t/m vrijdag dus, zodat ik in het weekend tijd heb het boek voor de aankomende week te lezen, of juist te schrijven op mijn andere blog.

Het ging al gelijk mis

Ik had mijn nieuwe plan nog maar amper gemaakt of het ging al mis. Afgelopen weekend heb ik namelijk geen boek gelezen van een schrijver over wie ik het nog niet heb gehad hier. Ik heb wat huiswerk gemaakt en de echte kenners van het oeuvre van de schrijver die ik in mijn vorige reeks blogposts heb behandeld, begrijpen nu wel wat ik bedoel. Ook nieuwsgierig? Vragen staat vrij via de reacties.

Maar wat nu?

Omdat ik geen boek te bespreken heb deze week, leek het mij een goed idee om een stil te staan bij wat ik nu eigenlijk wil met dit blog. Deze week wil ik als het ware proberen duidelijk te maken wat ik in grote lijnen wil weten bij het selecteren van de boeken die ik hier bespreek. Laat ik daarom bij het begin beginnen.

Voorgeschiedenis

Dit blog heet ‘Literaire jeugdhelden’  en die naam heb ik niet toevallig gekozen. Eigenlijk is de naam een spin-off van de ‘Dag van de Jeugdhelden.’ Dat was een initiatief van de International Biggles Association waar ik ook als een van de organisatoren een bescheiden bijdrage aan heb mogen leveren.

Wat hield de Dag van de Jeugdhelden in?

Als I.B.A. merkten wij dat het moeilijker werd belangstellenden voor onze bijeenkomsten te vinden en we hoorden dat andere fanclubs hetzelfde probleem hadden. Dus bedachten wij dat als we met verschillende verenigingen samen bij elkaar kwamen dat het dan veel gezelliger zou zijn. Zo gezegd, zo gedaan. Fanclubs uitgenodigd, een aantal bevriende handelaren benaderd, zaal gehuurd enzovoort. En gezellig was het zondag 22 april 2007 zeker, maar helaas trok de 1e Dag van de Jeugdhelden nauwelijks meer bezoekers dan een I.B.A.-bijeenkomst. Het jaar erop deden we nog een poging maar het resultaat was hetzelfde.

Maar het idee bleef

Ik kon het niet loslaten, die Dag van de Jeugdhelden. Met enige regelmaat schoot het het me weer te binnen. Misschien komt het daardoor ooit zover dat we een nieuwe poging doen. Ik denk nu eerder aan een informele tweetup dan aan een officiële bijeenkomst en ik denk ook vooral aan de toekomst. Maar wat we achteraf misschien verkeerd hebben gedaan dat we wat weinig (online) informatie beschikbaar hadden en dat we belangstellenden daarom niet echt bij het idee konden betrekken.

Morgen meer.

Ander werk van Captain W.E. Johns

Deze post is mijn voorlopige sluitstuk over Captain W.E. Johns. Ik zeg voorlopig want ik heb het vermoeden dat ik op een later tijdstip absoluut terug ga komen op het werk van deze schrijver die in 1964 met zijn Biggles-serie het UNESCO Statistical Yearbook haalde. De Biggles-serie was namelijk de meest populaire held ter wereld in de categorie jeugdliteratuur.

Een plan

Wat ik de voorbije blogposts heb proberen te laten zien is dat Johns werk diverser was dan alleen Biggles. Daar wil ik nu nog een aantal voorbeelden van geven. Maar eerst een plan. Ik heb voor de komende jaren – sneller zal niet lukken als je 165 boeken met aandacht wilt lezen – het plan opgevat om al het werk van Captain Johns te gaan lezen. Op vijf boeken na heb ik al zijn werk in mijn bezit, maar ik heb nog lang niet alles gelezen. Wel alle Biggles-boeken (denk ik), maar nog niet in het Engels. Om over zijn andere werken nog maar te zwijgen. Alleen van de Gimlet-reeks weet ik dat ik alles heb gelezen.

De voorbeelden

Ik heb ze al eerde genoemd, twee boeken uit 1935. Op de stofomslag van een aantal Gimlet-boeken worden ze standaardwerken genoemd. Dat maakt me erg nieuwsgierig, maar tot nog toe heb ik ze nog niet gelezen. Ik heb het over Some milestones in aviation en The Air V.C.’s. Tijdens mijn afstudeeropdracht kwam ik er via de PiCarta zoekfunctie van de gezamenlijke bibliotheken achter dat in de bibliotheek van de TU Delft een exemplaar van Some milestones in aviation aanwezig was. Dat maakte ineens de claim dat de boeken standaardwerken waren een stuk aannemelijker

Vlieginstructies

Samen met Flight Lt. Harry M. Schofield verzorgde Flying Officer W.E. Johns – Flying Officer was zijn echte rang – in 1932 een heel bijzonder boek. Helaas heb ik het nog niet in mijn bezit, dus ik kan ook niet precies beschrijven wat voor boek het is, maar voor zover ik het heb begrepen waren de teksten van Schofield en de illustraties van Johns. Het boek heet The Pictorial Flying Course en was in feite een geïllustreerd lesboek voor aspirant piloten. Ik heb me laten vertellen dat het in de jaren dertig veelgebruikt werd, iets wat misschien duidelijker blijkt uit het feit dat er ook een Duitse bewerking van kwam. Tenminste, ik meen dat het een Duitse bewerking was. De tekeningen waren net iets anders, maar de originele van Johns waren er in te herkennen.

Meer weten over Johns of lezen?

Er zijn nogal wat Biggles-boeken verschenen en gedrukt, dus grote kans dat je thuis of in je omgeving nog Biggles-boeken kunt vinden. En anders zijn ze prima te verkrijgen bij de International Biggles Association. Kijk maar eens op die de site. En wil je echt meer weten, vraag dan een proefexemplaar van Biggles News Magazine aan. Dat verschijnt vier keer per jaar (minstens 48 pagina’s) en het komende maartnummer wordt nummer 146.

Captain W.E. Johns’ helden (5) Steeley

In de jaren dertig was Captain Johns erg productief. Hij schreef veel Biggles-boeken, was hoofdredacteur van het blad Popular Flying en schreef daarnaast ook nog voor andere bladen. En hij schreef voor een volwassen publiek een vijfdelige serie over een zekere Steeley. Omdat ik een beeld wil geven van het complete oeuvre van Johns behandel ik deze serie nu ook.

Wie was Steeley?

Steeley was – hoe kan het ook anders bij Johns – de bijnaam van Deeley Montfort Delaroy, een ex-RFC piloot die teleurgesteld is in de houding van de Britse regering ten opzichte van oorlogsveteranen. Een teleurstelling die Johns volgens wijlen Marvel M.Wagenaar-Wilm zelf ook voelde. Marvel vertaalde overigens ook het korte Steeley-verhaal Steeley and the missing page. Daarnaast verscheen er nog een kort verhaal, Nazis in the New Forest.

Robin HoodSky High

Deze week heb ik het eerste deel uit de Steeley-reeks herlezen. Dat heette Sky high en verscheen in 1936 en begin jaren vijftig als Een ontstellend avontuur in het Nederlands. In zekere zin kun je het wel een ontstellend avontuur noemen, ja. Steeley blijkt een soort liefdadigheidsinstelling opgezet te hebben om oorlogslachtoffers en -weduwen te helpen. Hij kan daarbij wel wat hulp gebruiken en zoekt daarom zijn oude strijdmakker Eric “Tubby” Wilde op. Deze Tubby is overigens ook de verteller van het verhaal dat in de ik-vorm is geschreven.

Meer oude bekenden

Hoewel Steeley absoluut geen geweld gebruikt, opereert zijn organisatie niet geheel aan die kant van de wet die door de politie goedgekeurd wordt. Een agent, naar later blijkt een oude bekende, is hun op het spoor. Gelukkig worden Steeley en Tubby daarvoor gewaarschuwd door Brian Ballantyne, een zoon van een piloot die ook in het squadron van Steeley en Tubby zat. Steeley was medeschuldig aan diens dood omdat zijn roekeloze jacht op een Duits toestel zijn collega fataal werd toen hij te hulp schoot.

Het team is compleet

En begint aan een reis door Europa, valt van het ene avontuur in het andere. Er vallen mij een aantal zaken op aan het Sky high. In de eerste plaats valt meteen de al eerder genoemde vergelijking met Robin Hood op, maar dan uiteraard met moderne middelen. Niet geheel volgens de wet komt in vooroorlogse boeken van Johns nog wel vaker voor, zo houdt Biggles zich ooit bezig met drugssmokkel. Ten derde kan ik mij enigszins voorstellen dat dit boek Johns mogelijk in de problemen heeft gebracht.

Kritiek op Chambelain, herstel…

Het is een bekend gegeven dat W.E. Johns niet erg gelukkig was met de appeaasementpolitiek van premier Neville Chamberlain. Maar het boek dateert uit februari 1936 en Chamberlain werd pas in 1937 premier van het Verenigd Koninkrijk dus aan die politiek kan Johns niet hebben gefereerd. Hij verwijst ook nergens naar, maar het belangrijkste punt uit het verhaal is dat Steeley en consorten op het spoor komen van een Europees staatje dat zich samen met de Duitsers bewapent.

En daar waarschuwde Johns regelmatig tegen

Volgens zijn biografen Berresford Eliis en Schofield (By Jove – It’s Biggles!) waarschuwde Johns in zijn editorials van Popular Flying regelmatig tegen Duitse militaire agressie. Ze karakteriseren hem dan ook als “a miltant pacifist.” Dat is dus in Sky high duidelijk aanwezig.

Dit tweeledige engagement maakt het boek de moeite van het lezen waard.

Capt. W.E. Johns’ helden (4) Sci-Fi

Na elf delen en een drietal korte verhalen over Worrals beëindigde JohnKings of Spaces deze reeks in 1950 en in 1954 stopte hij na tien boeken en een kort verhaal ook met Gimlet. De Biggles-reeks bleef hij wel trouw. Maar het bleef kennelijk toch kriebelen. In de jaren vijftig van  de twintigste eeuw sprak ruimtevaart tot de verbeelding van velen. Publiek en schrijvers liepen er warm voor. Isaac Asimov werd een begrip.

Ook bij Johns begon het te kriebelen

In 1954 verscheen namelijk zijn eerste sciencefiction verhaal Kings of Space. In de serie zouden uiteindelijk tot 1963 tien delen verschijnen waarin onze helden – die ik dadelijk kort zal introduceren – steeds verder de ruimte indringen, kennismaken met andere mensachtigen op andere planeten, sommigen technisch veel verder ontwikkeld dan de aardbewoners. Maar ze krijgen ook te maken met planeten waar de meest vreemde beesten leven.

Maar wie zijn nu onze helden?

De initiator van al deze ruimtereizen is een zekere professor Lucius Brane. Het blijft echter een serie voor de jeugd dus Johns heeft van de zestienjarige Rex Clinton zijn belangrijkste personage gemaakt. Aan het begin van het eerste deel van de reeks is hij met zijn vader Timothy “Tiger” Clinton, een voormalige R.A.F.-officier ,op vakantie in de Schotse hooglanden. Ze raken verdwaald door de mist en stuiten op Glensalich Castle waar professor Brane met zijn bediende Judkins woont. De professor heeft net de laatste hand gelegd aan een ruimtevaartschip. En dat is het begin van vele avonturen, al moet ik er wel bij zeggen dat het schip gedurende de reeks vervangen wordt door schepen van volkeren from outer space die geavanceerder zijn dan het schip van de professor, dat overigens aan het einde van Kings of Space verloren gaat.

Wat gebeurt er zoal?

De verhalen lezen als echt avonturenverhalen van het genre ontdekkingsreizen. Geen historische ontdekkingsreizen maar reizen naar nog onbekende planeten en verten. Zeven jaar voordat Joeri Gagarin daadwerkelijk de ruimte inging. En we hebben heden ten dage dan wel twee robotten op Mars, maar professor Brane en zijn team hebben het in de jaren vijftig al bereikt. Steker nog, ze hebben de planeet en haar bewoners van de ondergang gered.

Wetenschappelijk onderbouwd

Wat deze reeks ook leuk maakt is dat Captain Johns ervoor heeft samengewerkt met zijn twee jaar jongere broer, Russel Ernest. Hij zorgde voor de wetenschappelijke onderbouwing van de verhalen. De boeken worden ook voorafgegaan door een inleiding die iets vertelt over de wetenschappelijke staat van het ruimteonderzoek. De uitvindingen van de professor en van de volkeren die zijn team ontmoet, worden ook technisch verklaard.

Korreltje zout

De technische onderbouwing hoef je gelukkig niet al te serieus maar ik vind het wel een grappig aspect om te zien waar fantasie en techniek elkaar bijten, zeker in de tijd die sinds de jaren vijftig voorbij is gegaan. Neemt niet weg dat het een aardige serie blijft. Niet het beste wat Johns scheef maar wel de moeite om eens te lezen.

Meer weten? Hier staat een titeloverzicht op de site van de Internatiinal Biggles Association.

Captain W.E. Johns helden (3) Gimlet

De Worrals-serie waar ik het vorige week over had, bleek een succes. Zo’n succes dat de leiding van de Landmacht, het War Office, om de Engelse naam te gebruiken, kennelijk jaloers werd op de mensen van het Air Ministry  en dacht: “Dat willen wij ook!”

Dus naar Johns

En die bleek gelukkig de beroerdste niet en bedacht een jongensboek over een commando en zijn team. Die commando heette Lorington King D.S.O., M.C. en Bar (de eerste twee zijn militaire onderscheidingen, de laatste een adellijke. Zo’n lange naam, dat bekt niet. Vandaar dat het eerste boek – dat in oktober 1943 verscheen – King of the Commandoes heette. In het boek zelf komt de naam King nauwelijks voor. Hij wordt consequent aangesproken met Gimlet. Johns zal daar getuige de inhoud boek ongetwijfeld het alcoholische mixdrankje niet mee hebben bedoeld – zoek dat zelf maar op… Proost!

Je bent er nog?

Lorrington King heeft een scherpe blik. Zijn ogen doorboren je als het ware. Daarnaast heeft hij de gewoonte recht door al wat hij aan tegenstand ontmoet heen te gaan. En laat het woord (to) gimlet nu net doorboren en handboor betekenen. De naam Gimlet was  logischer voor een serie, vandaar dat in de negen vervolgdelen uit de reeks die tot 1954 zouden verschijnen allemaal de naam Gimlet wordt gebruikt in plaats van King.

Nog wat meer bijnamen

Gimlet geeft leiding aan een regiment commando’s, Kings Kittens. Maar hij trekt voor speciale klussen vooral op met Copper Collson en Trapper Troublay. En in het eerste deel ontmoeten zij bij zo’n uitstapje de vierde hoofdpersoon uit de reeks. En dat is een jongeman van zestien die al twee jaar door bezet Frankrijk struint, Cub, ofwel Welp. Hoe dat allemaal in elkaar steekt ga ik niet vertellen.

Ik kan namelijk nog uren door vertellen over Gimlet

Had ik over Biggles, Worrals en de andere helden uit de pen van Johns – hij schreef zijn boeken nog ouderwets met een vulpen, al was dat toen minder ouderwets. Maar ik ga jullie niet vermoeien met mijn geratel.

Maar mocht je toch nieuwsgierig naar Ginlet…

De eerste vier delen uit de reeks zijn een paar jaar geleden verschenen in de omnibus Gimlet goes to war en die is nog steeds voor nog geen twintig euro te krijgen.

Maar het kan nog makkelijker

King of the coimmando’s verscheen vorig jaar november in het Nederlands als Gimlet van de commando’s en kost nog geen tientje. Dit was het zevende boek van Captain Johns waarvan ik samen met anderen de vertaling verzorgde. En als het aan ons ligt gaan we nog heel wat boeken door… Dus neem even een kijkje bij de International Biggles Associaton.