Kleine Sofie en Lange Wapper: probleemboek nieuwe stijl

Probleemboeken

In de jaren zeventig van de voorbije eeuw raakten in de jeugdliteratuur probleemboeken in zwang. Boeken die een bepaald maatschappelijk thema als onderwerp hadden en waarvan het verhaal in dienst stond van dat thema.  Dergelijke boeken werden gepropageerd door allerlei werkgroepen die als paddenstoelen uit de grond schoten. Boeken waren in de ogen van deze werkgroepen instrumenten waarmee kinderen konden leren over onderwerpen die in de maatschappij speelden. Deze boeken hadden echter voor de lezers vaak een nadeel en dat was dat de verhalen zo beladen maatschappelijk relevant waren dat ze als spannend verhaal onleesbaar werden.

Probleemboek nieuwe stijl

Eigenlijk kun je Kleine Sofie en Lange Wapper van schrijfster Els Pelgrom en illustrator Thé Tjong Khing ook een probleemboek noemen, maar dan wel een probleemboek nieuwe stijl. Het boek verscheen in 1984 en het enige wat dit boek met de probleemboeken van een decennium eerder gemeen heeft, is dat een maatschappelijk thema er een rol in speelt. Maar het boek is eerst en vooral een spannend lees- en kijkverhaal dat de fantasie van kinderen vanaf ongeveer tien jaar prikkelt. En ja, het gaat toevallig over een ernstig zoek meisje dat aan het einde van het verhaal sterft, maar so what? Natuurlijk, daar zullen sommige lezers best van zijn geschrokken, maar het verhaal ontroert vooral en de dood van Sofie is nergens beladen, hoewel deze al vroeg in het boek min of meer wordt aangekondigd.

De dood hoort erbij

Sofie is namelijk erg nieuwsgierig, maar ligt al lange tijd ziek in bed. Ze krijgt daarom thuis les van meester Jeroen. En die wordt af en toe wanhopig van alle vragen van Sofie. Ze vraagt ze aan het begin van het boek bijvoorbeeld:

“Wat gebeurt er eigenlijk met je als je dood bent?” vroeg ze.

“Op zulke domme vragen geef ik geen antwoord,” zei meester Jeroen en hij liep de kamer uit.

Als volwassen lezer zie ik hier natuurlijk een vooruitwijzing in. Geen idee hoe tienjarigen dat zien, maar het is meer dan duidelijk – ook uit andere vragen die Sofie stelt – dat Sofie erg nieuwsgierig is.

Antwoord op haar vragen

Sofie is misschien net zo nieuwsgierig als de lezer van het boek en ze stelt die vragen waar de lezers ook benieuwd naar zijn. Sofie wil alles over het leven weten. En eigenlijk is het boek het antwoord op haar vragen. Die antwoorden komen uit een voorstelling waarin Sofie, haar lappenpop Lange Wapper en haar kat Terror de hoofdrol in spelen. Sofie speelt namelijk mee in het theaterstuk ‘Wat Er In Het Leven Te Koop Is’. In dat stuk zijn veel van Sofie’s knuffels tot leven gekomen. Dat maakt Kleine Sofie en Lange Wapper tot een fantasieverhaal. Over de kenmerken van zo’n verhaal en over het theaterstuk heb ik het later deze week nog. Voor nu wil ik het erbij laten dat het verhaal vooral erg spannend is en dat de combinatie tussen tekst en illustraties erg tot de verbeelding spreekt. En de dood van Sofie is daarbij een logisch, maar niet pijnlijk sluitstuk. Uiteindelijk is de dood  immers ook te koop in het leven.


Dit is het tweede deel uit een reeks over Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom en Thé Tjong Khing.

Een vluchtige kennismaking met Kleine Sofie en Lange Wapper

Intro

Kleine Sofie en Lange Wapper

Kleine Sofie in Kleine Sofie en Lange Wapper is een meisje al lang ziek is en dat heel erg nieuwsgierig is. Lange Wapper is haar knuffel. Op een dag ligt ze in haar bed en beginnen haar poppen een theaterstukje op te voeren. Jan Klaassen en Katrijn. Dat is maar saai, dat kennen we wel en de toeschouwers, andere poppen, vervelen zich. Ze willen wat anders zien.

Dan zegt de dikke kater Terror dat hij ook een stuk bedacht heeft. Dat kunnen ze wel opvoeren. Het gaat over Wat Er In Het Leven Te Koop Is. In het stuk komen ook mensen voor. Bijna alle poppen zijn te bang om mee te doen. Sofie niet. Zij stapt uit haar bed het toneel op. En zo gaat ze met haar poppen op reis. Dat is het begin van Kleine Sofie en Lange Wapper.

Samenwerking

Het boek is geschreven door Els Pelgrom en geïllustreerd door Thé Tjong Khing. Samen vormen tekst en illustraties één geheel. Ze zijn qua ruimte ongeveer gelijk verdeeld. De tekst is al beeldend en de zwart/wit illustraties van Thé Tjong Klhing passen daar helemaal bij. Het boek verscheen in 1984 en leverde – in mijn ogen terecht – zowel de Gouden Griffel op voor Els Pelgrom als de Gouden Penseel voor Thé Tjong Khing.

Nieuwsgierig? Lees het zelf.

Mocht je nou nieuwsgierig zijn geworden naar dit boek, het is hier te vinden op dbnl.org. Je kunt het boek bekijken op je monitor maar via downloads in het linkermenu kun je ook heel gemakkelijk de PDF van dit boek opvragen. Die kun je dan weer lezen op je e-reader. Net als Project Gutenberg kan de dbnl zo dus een mooie bron zijn om aan boeken te komen.

Ik geef jullie nu even de kans om het boek zelf te lezen en dan ga ik er vanaf morgen mee aan de slag. Thema’s, samenhang tussen tekst en beeld. Impact van het verhaal.


Dit is het eerste deel uit een reeks over Kleine Sofie en Lange Wapper van Els Pelgrom en Thé Tjong Khing.

Nagekomen gedachtes bij De Kloof

Jan Terlouw rondt De Kloof netjes af. Hij beantwoordt alle vragen en alle lijntjes die hij in het verhaal heeft uitgezet, worden aan elkaar geknoopt. Het verhaal is met redden van Doeve Bouwmeester en de ontmaskering van Villerius voltooid. Ginder gaat techniek studeren, vast van plan om mee te helpen bij het bouwen van de brug die de kloof tussen Bergen en Dal zal slechten.

Vragen

Toch blijven enkele gedachtes rond dit boek door mijn hoofd spoken. Het gaat hier om een typisch avonturenboek. Daarmee behoort het boek tot een van de meest geliefde genres van jonge lezers. Daarnaast zat er ook een detective-element in het verhaal. Terlouw combineert hier dus twee genres. En we zagen ook al dat er maatschappijkritiek in het verhaal zat. Dat maakt mij nieuwsgierig naar wat hij met zijn boeken wil bereiken. In De hele Bibelebontse berg, een geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur uit 1989, bespreekt Harry Bekkering Oorlogswinter van Terlouw. Hij geeft daarbij ook aan waaraan een ideaal jeugdboek volgens Terlouw moest voldoen:

  • het boek moet spannend, boeiend zijn;
  • het boek bevat humor die helpt te laten zien dat elke medaille twee kanten heeft;
  • het verhaal mag geen vals beeld van de werkelijkheid geven;
  • niet onbelangrijk is dat kinderen iets leren van het verhaal, over de goede en slechte kanten van de maatschappij.

Wie meer wil lezen over de opvattingen van Terlouw en de bespreking van Oorlogswinter, verwijs ik naar het hoofdstuk uit De hele Bibelebontse berg dat hier online te lezen is via de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren.

De volgende vraag is dan natuurlijk: in hoeverre vind ik dat De Kloof aan de door Terlouw zelf gestelde eisen voldoet? Wat betreft punt 1, 2 en 4 kan ik zeggen dat het boek daar absoluut aan voldoet. Het boek voldoet ten opzichte van van punt 3 ook wel aan de eisen van Terlouw, maar hier kun je wel opmerken dat het erg onwaarschijnlijk is dat een jongen van zestien dit allemaal maakt. Aan dit bezwaar hecht ik echter nul en generlei waarde omdat als een boek volledig letterlijk en figuurlijk aan deze eis zou moeten voldoen, het bijna onmogelijk is nog boeken te schrijven. En ik las ooit ergens dat lezen neerkomt op suspension of disbelief, het opschorten van je ongeloof. En dat vind ik een mooie.

Seriedelen

De Kloof is een verhaal dat op zichzelf staat. Dat roept bij mij de vraag op in hoeverre je het boek kunt vergelijken met een boek dat deel uitmaakt van een serie. Tijdens mijn studie heb ik gemerkt dat recensenten vaak negatief zijn over seriedeeltjes terwijl kinderen ze juist verslinden. Waarom die recensenten zo negatief zijn over series is een punt waar ik in toekomstige blogs op terugkom. Voor nu wil ik alleen nog zeggen dat ik binnenkort De Kloof ga vergelijken met een avonturenverhaal uit een serie.

Mocht je trouwens je afvragen wat ik belangrijk vind in boeken: voor mij staat leesplezier voorop. Als jij als lezer plezier hebt met een boek, dan is het wat mij betreft een goed boek.Of het dan een seriedeeltje of een op zich zelf staand boek is, doet dan voor mij helemaal niet ter zake.


Dit is het slotdeel van een vierluik over De Kloof van Jan Terlouw.

 

De Kloof als avonturenboek of als detective?

De Kloof

Tijdens en na het lezen van De Kloof van Terlouw begreep ik steeds beter waarom ik zijn boeken altijd verslond. De Kloof is een typisch avonturenverhaal. Er zitten personages in waarmee je als lezer erg mee kunt leven. En er zit een diepgang in het verhaal ervoor dat het allemaal niet rechttoe rechtaan is. Terlouw laat de lezer echt meedenken tijdens het verloop van het verhaal. Er is een duidelijk probleem dat moet worden opgelost. Daarnaast laat Terlouw de lezer in dit verhaal nadenken over maatschappelijke kwesties. Al die punten zal ik kort toelichten, maar ik begin met een korte samenvatting van het verhaal.

Het verhaal

De 16-jarige Ginder woont in Bergen. Dat land maakte tot 45 jaar geleden deel uit van Berg-en-Dal maar na een verwoestende aardbeving is er een kloof tussen het rijkere deel dat Bergen gaat heten en het armere Dal. De Kloof is te breed om een brug aan te leggen. En een reis tussen beide landen, om de kloof heen, kost dan ook 14 dagen door de woestijn. Ginder besluit echter die reis toch te maken als van zijn oma hij krantenknipsels erft die over de kloof tussen landen gaan. Helaas zijn van die knipsels nog slechts twee vodjes over en slechts gedeeltelijk leesbaar omdat zijn moeder ze met de vuilnis heeft meegegeven. Ginder besluit naar Dal te gaan, ook omdat zijn vader er woont. Die wilde de Dallers helpen. In Dal raakt Ginder bevriend met Barbara. Samen proberen ze achterhalen wat de krantenknipsels betekenen. Hun speurtocht brengt hen op het spoor van een complot. Het lijkt erop dat er in Bergen krachten werkzaam die proberen de status quo te handhaven – een rijk Bergen en een arm Dal. En de enige die de oplossing kon bedenken, de befaamde ingenieur Doeve Bouwmeester, verdween 25 jaar geleden spoorloos. Terwijl Ginder en Barbara het raadsel oplossen zijn er steeds nieuwe hindernissen die de vaart en de spanning in het verhaal houden. Uiteindelijk blijkt Bouwmeester al die jaren gevangen te zijn gehouden door Villerieus, een andere wetenschapper, die niet wil dat Bergen en Dal weer met elkaar worden verbonden door een brug. Bouwmeester wordt bevrijd, Villerius ontmaskerd en is weer hoop op een brug en een gezamenlijke, voorspoedige toekomst van Bergen en Dal.

Avontuurlijke elementen

  • Een van de typische kenmerken van een avonturenverhaal is dat er in gereisd wordt – de held gaat op reis naar een ver land om zijn vijand te bestrijden. Dit verhaal begint in Bergen, gaat dan naar Dal en eindigt weer in Bergen. Bovendien is de reis door de woestijn geen makkie omdat hij 14 dagen duurt. Er zijn namelijk nog geen vliegtuigen.
  • Er is een duidelijke held en er zijn tegenstanders. – Ginder en Barbara zijn in dit boek duidelijke helden. Hun tegenstanders zijn in eerste instantie minder duidelijk, zeker voor Barbara omdat zij in de loop van het verhaal door Ginders verdwijning minder te weten komt dan hij. Uiteindelijk is voor beide duidelijk wie de schurk is en wordt hij ontmaskerd.
  • Er wacht de held een beloning. Doordat Villerius wordt verslagen en Doeve Bouwmeester nog blijkt te leven, gloort er weer hoop voor de arme Dallers. De machten die de brug tegenhielden zullen er nu niet meer in slagen Doeve Bouwmeester te weerhouden van het bouwen van een brug, waardoor de contacten tussen de beide landen weer beter worden.

Detective-elementen

Behalve als een avonturenboek kun je het boek ook lezen als een detective. Dan staat de vraag wat er gebeurd is centraal en dan vooral met Doeve Bouwmeester. Dan kun je volgende elementen benoemen.

  • De papiersnippers: wat heeft Oma geschreven en wat betekent het allemaal? De woorden en delen van woorden komen in het verhaal tijdens het oplossen van het complot steeds terug en je kunt als lezer natuurlijk mooi mee puzzelen.
  • Er zijn allerlei personages die anders zijn dan ze zich voordoen. En je gaat er mensen van verdenken iets op hun kerfstok te hebben.
  • In een gesprek blijkt Villerius – die zegt zich altijd aan de wet te houden en die als wetenschapper zeer geliefd is – 25 jaar geleden iets misdaan te hebben.

Zo is De Kloof op meerdere manieren te lezen. Terlouw bewandelt daarnaast zijpaden die later hoofdwegen blijken te worden, zorgt voor raadsels en een behoorlijke hoeveelheid personages. In het boek komt ook engagement naar voren. De rijkeren moeten de armeren helpen. Daarnaast is het natuurlijk niet moeilijk om De Kloof, dat in 1983 verscheen, te lezen als een politiek verhaal. Het verhaal had ook De Muur kunnen heten.


Dit is het derde deel van een vierluik over De Kloof van Jan Terlouw.

Hernieuwde kennismaking met Terlouws De Kloof

Zoals al aangekondigd wil ik deze week achterhalen waarom de boeken van Jan Terlouw mij in mijn jeugd zo boeiden. Voor de duidelijkheid; het is niet iets wat me verwondert en ik kijk ook absoluut niet op de boeken neer, mocht die suggestie door mijn formulering gewekt zijn.

[Ik bekijk sowieso geen enkel boek met dédain. Je zult mij nooit negatief over een een boek horen spreken, of negatief zijn over iemands boekenkeuze. Ik huldig het standpunt dat over smaak wel te twisten valt, maar dat je smaak wel te respecteren hebt. Natuurlijk sommige boeken vind ik mooier dan anderen, spannender, emotioneler; diepgravender, gelaagder enzovoorts dan andere, maar als jij over zo’n boek een andere mening hebt, vind ik dat prima. Dan kunnen we het er nog eens over hebben, maar als onze standpunten niet bij elkaar komen, even goeie vrienden. Het gaat mij om het plezier dat je aan boeken beleeft, welke boeken dat dan zijn, maakt mij helemaal niet uit. Zelfs als je geen plezier aan lezen, vind ik dat prima, maar dan was je vermoedelijk niet op dit blog terecht gekomen.]

Terug naar De Kloof. Ik heb nog niet echt een goed evenwicht kunnen vinden tussen boeken lezen, dagelijks bloggen, blogs lezen, en andere vrijetijdsbestedingen, dus ik ben minder ver in het boek dan ik gehoopt had. Toch, ondanks dat pas vijf hoofdstukken uit het boek heb gelezen, heb ik wel al enig idee waarom het boek me aansprak toen ik het als twaalfjarige las. Voor in het boek stond mijn naam en de datum van 5 december 1992, dus rond die tijd zal ik het boek wel hebben gelezen.

Terlouw beschrijft zijn personages met een behoorlijke diepgang, meer dan in de Kameleon-reeks, maar vermoedelijk minder dan Anne Provoost in De Roos en het Zwijn. Hij geeft zijn verhaal ook een duidelijke setting mee; je ziet de locaties als het ware voor je omdat Terlouw ze uitgebreid beschrijft. Dat ik een verhaal kon verbeelden sprak me altijd aan. Verder zit in het verhaal redelijk wat actie, of in ieder geval een belofte van actie. De intrige staat in korte tijd en die maakt dat je verder wilt lezen.  Dat de hoofdpersonages van dezelfde leeftijd als de beoogde lezer, of net iets ouder, is ook keurig volgens het boekje. Dat zorgt maximale identificatie. Dat die hoofdpersonen een jongen en een meisjes zijn spreekt dan voor zich.

Eigenlijk het enige wat nu ik aan te merken heb, is de wel erg aanwezige alwetende verteller. Maar of me dat als twaalfjarige al is opgevallen…


Dit is het tweede deel van een vierluik over De Kloof van Jan Terlouw.

Waarom sprak het werk van Jan Terlouw me zo aan?

Intro

De schrijver van wie ik in mijn jeugd waarschijnlijk de meeste boeken heb gelezen – de schrijvers van de Arendoog-, de Biggles- en de Kameleon-serie niet meegerekend – is waarschijnlijk Jan Terlouw. Zijn werk sprak me enorm aan: spanning, sociale thema’s actualiteit en geschiedenis; het zat er allemaal in. Koning van Karoren; Briefgeheim; Oorlogswinter; Oosterschelde, Windkracht 10; Pjotr, Vrijwillig verbannen naar Siberië; De Kloof; Gevangenis met een open deur en De Kunstrijder. Al die boeken las ik als ware ze pageturners van de eerste orde.

Herinneringen

Al die boeken maakten ook een geweldige indruk op me en ik bleef maar naar werk van Terlouw zoeken. Soms vond ik het jammer dat hij geen schrijver was van een serie, want zestig of meer boeken van Terlouw kunnen lezen, zoals ik deed met de boeken Jan en Paul Nowee (Arendsoog, voor de niet-kenner), dat leek me wel wat. Toch is het inmiddels al wel weer bijna twintig jaar geleden dat ik voor het laatst een boek van Terlouw las. En nu kan ik van de meeste boeken niet veel meer dan een summiere samenvatting van het verhaal geven. Ik kan van de meeste boeken in 1 en 2 zinnen ongeveer zeggen waarover ze gaan. Maar zelfs dat lukt niet meer bij bijvoorbeeld De Kunstrijder. Wel is me dus altijd bijgebleven wat voor sfeer er uit de verhalen sprak, zoals ik hierboven al beschreef.

Herbeleven

De komende week neem ik een risico. Ik ga proberen aan de hand van de boeken Pjotr en De Kloof kijken of de boeken van Terlouw me na al die jaren nog steeds aanspreken. Welke elementen zorg(d)en daarvoor? Wat voor patronen zaten er in zijn werk? Wat deed Terlouw dat mij zo aansprak en hoe deed hij dat? En waarom werkte dat (bij mij en mogelijk bij andere lezers)? En werkt het nog steeds? En als het niet meer werkt, waar ligt dat aan?

De komende week staat dus in het teken van de (her)beleving van het werk van Jan Terlouw.


Dit is het eerste deel van een vierluik over De Kloof van Jan Terlouw.

De Roos en het Zwijn vs. Belle en het Beest

De Roos en het Zwijn is, zoals ik al eerder opmerkte, een bewerking van het sprookje Belle en het Beest. Het oorspronkelijke sprookje is in de zestiende eeuw geschreven door de Italiaan Gianfresco Straparola die volgens het artikel op de Engelstalige Wikipedia de voorvader was van het literaire sprookje in Europa. Helaas zijn op zowel Project Gutenberg als op Google Books geen werken meer van hem te vinden.

Wel te vinden op Project Gutenberg is Beauty and the Beast van Madame Leprince de Beaumont. Deze wordt zowel door Wikipedia als door Anne Provoost de meer bekende versie genoemd. Het is misschien aardig om het sprookje van Provoost te vergelijken met dat van Madame Leprince de Beaumont.

Het eerste wat opvalt is dat het oudste van de twee versies van het sprookje in totaal niet meer dan zes pagina’s telt* – in de epub e-reader variant zonder illustraties. Dat brengt natuurlijk met zich mee dat dit verhaal veel minder gelaagd is. Er zijn minder gebeurtenissen, ze worden minder uitvoerig beschreven, slechts eenmalig verteld, terwijl sommige gebeurtenissen bij Provoost terugkomen in iets andere vorm – bijvoorbeeld de reizen van hun vader – waardoor ze steeds een andere lading in het verhaal krijgen.

Er zijn ook nog wat kleinere verschillen: in de oudste variant is sprake van zes kinderen, naast de drie dochters heeft de rijke koopman ook nog drie zonen. En in de versie van Provoost sterft de moeder in hoofdstuk 1, in de oudere versie is ze helemaal afwezig.

Het belangrijkste waar beide verhalen qua vorm in verschillen is misschien wel het vertelperspectief. Het 18e-eeuwse sprookje kent een traditionele auctoriale (alwetende) verteller die buiten de personages en de gebeurtenissen staat. Anne Provoost heeft een andere benadering gekozen: een ik-verteller en wel de Roos. Op die manier krijgt de lezer meer kans haar kant van het verhaal te beleven. Doordat vanaf het begin echter al duidelijk is dat de vertelster terugkijkt op haar leven; is ze dus wel alwetend. De lezer ziet alles vanuit haar standpunt.

Inhoudelijk zijn er ook verschillen. In het verhaal  van Provoost zijn er in feite twee Zwijnen: Zoran het knobbelzwijn en Thybeert, de mismaakte man bij wie ze haar vaders schuld inlost, weer vertrekt en uiteindelijk terugkeert. Zoran is in het eerste deel van het verhaal haar hoeder en hij is degene die Rosalena verreweg prefereert boven alle mannen die in stomheid zijn geslagen als ze haar schoonheid komen bewonderen. Maar als Rosalena zich aangetrokken voelt door de bosduivel waarmee ze tweemaal de liefde bedrijft, verdwijnt en sterft Zoran. Thybeert zou je kunnen beschouwen als Rosalena’s verlosser. Ze voelt zich schuldig over de dood van Zoran, over het feit dat zij als enige geen pokken heeft gekregen en over de onmogelijke opdracht die ze haar vader gaf en die hem in het ongeluk stortte.

Daarmee wijkt Provoost sterk af van Madame Leprince de Beaumont. Bij Provoost is het Zwijn in feite de verlosser van de Roos en blijft hij aan het einde van het verhaal lelijk terwijl in het oudere verhaal het Beest een knappe prins wordt als Belle belooft met hem te trouwen, en zij dus zijn verlosser is. Het sprookje van Leprince de Beaumont eindigt daarmee met het traditionele “En ze leefden nog lang en gelukkig.” zoals de tekst ook vermeldt. Provoost maakt geen melding van een lang en gelukkig leven en gezien de gemoedstoestand van Rosalena kun je daar ook je twijfels bij hebben.

Provoost heeft veel gedaan met het sprookje. Zoals ik al eerder zei, zit het verhaal erg vol. Ze geeft veel inzicht in het waarom van de gevoelens van de personages. En ze geeft een mooi beeld van de Middeleeuwen, bijvoorbeeld door elfen en engelen een rol te laten spelen in het verhaal en door de pokkenepidemie.

* De versie van Leprince De Beaumont is een verkorte hervertelling van een iets eerdere versie van Gabrielle Suzanne Barbot de Villeneuve. Haar versie heb ik echter niet kunnen vinden.


Dit is het zesde en laatste deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.

Analyse van de rol van het Zwijn

Het lelijke Meisje-van-glas heeft zich ontwikkeld tot een begeerlijke vrouw, mooier dan haar twee oudere zussen. Haar vader zegt hierover:

[…] Bij jou is het anders. Schoonheid is niet een van je eigenschappen; eerder ben je de Schoonheid zelve. Dat maakt het voor een man onmogelijk te begrijpen dat je huilt om een knobbelvarken. Hij is lelijker dan het lelijkste varken en in niets jouw liefde waardig.

En toch is het juist aan dit knobbelvarken dat Rosalena in De Roos en het Zwijn van Anne Provoost erg gehecht is. Rosalena kent meer liefde voor het knobbelzwijn – dat zij Zoran heeft genoemd – en voor de rozenstruik die zij van haar vader heeft gekregen, dan voor de mannen die haar schoonheid komen bewonderen. Dat blijkt wel uit het volgende citaat:

Ik liep naar buiten en vond er Zoran. Hij had het houtje aan zijn poot losgeknabbeld en hinkte bij elke stap. Hoewel hij onder de modder en het geronnen bloed zat, drukte ik hem tegen me aan zoals ik een perfect mannenlichaam als dat van Ottokar tegen me aan had willen drukken.

 

Iets eerder heeft Ottokar – een jonge collega van Rosalena’s vader – al aangeboden haar zijn hond te geven om Zoran te vervangen. Zijn hond is zijn trouwste vriend. Maar Rosalena zegt:

[…] Voor mij is er alleen Zoran.

Uit het vorige citaat blijkt echter dat dit niet helemaal de waarheid is en dat brengt De Roos later in grote problemen. Uiteindelijk dingen namelijk zowel Ottokar als Tiras – een fluitspeler die al eerder in het verhaal zijn opwachting had gemaakt – naar de hand van Rosalena. Echter haar vader vindt dat eerst zijn twee oudere dochters moeten trouwen. Dus trouwt Tiras met Richenel, de oudste dochter en Ottokar iets later met Idelies.

De stad Antwerpen wordt dan getroffen door een pokkenepidemie en iedereen wordt ziek, ook Richenel en, Idelies en daarna Ottokar en Tiras, hoewel zij buiten de stad wonen. Alleen Rosalena blijft gevrijwaard van de ziekte omdat de elfen haar in haar jeugd een keer een koe die de koeienpokken had, hebben laten aanraken. Uiteindelijk herstelt iedereen in de familie maar Antwerpen heeft er flink onder geleden.

De volgende scène is misschien wel de sleutelscène uit het boeken omdat hij een aantal onherstelbare consequenties met zich mee blijkt te voeren. De Roos ligt in bed.

[…] Ik sperde mijn ogen wijd open, maar de kamer was volledig duister. Ik voelde een warm lichaam langs me heen onder de dekens glijden. Het was naakt en behaard, en toen het snikkend en hijgend op me kwam liggen, voelde ik hetzelfde medelijden als mijn moeder toen ze droomde dat het beest haar overviel. Het wezen had een buitengewone kracht, groter dan een sterveling, want hij slaagde erin plotseling te verdwijnen en na verloop van nog geen halve minuut met vernieuwde kracht terug te komen.

De Roos ziet deze ervaring als een verlossing en veronderstelt dat ze met een bosgeest te maken heeft. Echter, het knobbelzwijn is verdwenen en als de Roos moet kiezen voor haar minnaar of Zoran, zal ze haar minnaar afwijzen.Toch ontvangt ze haar minnaar opnieuw, waarbij haar hart middendoor scheurt. In die toestand vraagt De Roos aan haar vader een geneesmiddel mee te nemen dat de blindheid van Lucretia, de vroedvrouw, kan genezen.Terwijl haar vader op reis is besluit ze de bosgeest te ontmaskeren door met zalf een vetvlek in zijn haren te smeren. Die ochtend heeft echter niet een bosgeest een vlek in zijn haren, maar zowel Tiras als Ottokar.

Ondertussen lukt het haar vader ondanks een verre reis niet een geneesmiddel. Uiteindelijk steelt hij op de terugweg vlak bij huis een witte roos omdat daar een geneeskrachtige werking vanuit gaat. De man van wie de roos was, Thybeert, eist genoegdoening. Haar vader talmt en dus gaat de Roos naar hem toe en wordt zijn dienstmeid.

Heer Thybeert is mismaakt, heeft een bochel en en een van zijn handen is een bokkenpoot. Toch ontstaat er tussen de twee een soort van genegenheid en Thybeert leert Rosalena schrijven. Ze blijft echter verdrietig, mist haar vader en Thybeert laat haar weer naar haar huis gaan.

Weer thuis blijkt ze toch op een merkwaardige manier naar Thybeert te verlangen.

Mijn bestaan is een oefening in het verdwijnen.

Ze besluit terug te keren naar Thybeert. En ze leefden nog lang en gelukkig zou echter een dubieuze conclusie zijn.


Dit is het vijfde deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.

Analyse van de personages: de Roos

De Roos is, zoals jullie gisteren aan al het citaat hebben kunnen zien, de vertelstDe Roos en het Zwijner van het verhaal. De lezer krijgt het verhaal vanuit haar gezichtspunt geserveerd. Daarom wil ik vandaag kort naar de Roos kijken. Wie is zij? Morgen ga ik haar dan bekijken in samenhang met andere personages, in het bijzonder het Zwijn.

In deze jeugdroman draait het vooral om gevoelens, de actie is ondergeschikt en is steeds slechts de veroorzaker van bepaalde gevoelens. Dit maakt het boek voor bepaalde lezers misschien minder toegankelijk. Maar lezers die bereid zijn met de personages mee te denken en te voelen krijgen daar in mijn ogen veel voor terug.

De Roos is geboren als derde en jongste dochter van een handelsreiziger. Haar moeder sterft al als de Roos nog erg jong is. De Roos heeft dan echter nog geen naam. Bij haar geboorte is zij volledig doorschijnend en ziet ze er erg lelijk uit.Haar vader noemt haar ‘Meisje-van-glas’ en iedereen verwacht dat zij snel zal sterven. Dat gebeurt echter niet, omdat – zo meent de Roos als vertelster van het verhaal – de elfen haar onder hun hoede hebben genomen.

Het Meisje-van-glas en haar oudere zussen Richenel en Idelies krijgen veel geschenken van hun vader. Hij brengt die mee van zijn handelsreizen. Een geschenk waar het meisje van glas erg gelukkig van werd, was een knobbelzwijn. Toen zij dit beest kreeg, was het op sterven na dood. Echter, het zwijn knapte op. Daardoor kreeg men ook hoop voor het meisje van glas, dat ook een naam kreeg: Rosalena.

Rosalena ontdekte al snel dat zij bepaalde gaven had. Haar vader had haar een moeder eens een spiegel gegeven. Op een dag dat Rosalena in die spiegel keek, zag zij haar vader tijdens zijn lange reis. Doordat zij hem helemaal kon volgen wist ze precies wat haar vader allemaal voor handelswaar had. Haar zussen konden dat dan alvast aankondigen in Antwerpen, waardoor hun zaken steeds beter gingen. Richenel en Idelies bleken niet over deze gaven te bezitten en zij vonden hun zus maar een ijdeltuit.

Op die manier werden de zussen ouder. Rosalena was allang niet meer het lelijke, doorschijnende Meisje-van-glas dat ze bij haar geboorte was. Ze is onder de hoede van de elfen uitgegroeid tot een beeldschone vrouw met een sneeuwwitte huid en rode lippen. Alle mannen willen haar zien. Ze komen van heinde en verre. Maar het stelt haar vader wel voor een probleem want zijn twee andere dochters zijn ouder en verdienen daarom eerder een man dan Rosalena.

Welke problemen dat ook voor De Roos oplevert zien we morgen.


Dit is het vierde deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.

Proeven van De Roos en het Zwijn

De samenvatting die ik gisteren gaf was beknopt. Wil je een wat uitgebreidere samenvatting van het verhaal, met meer personage en wat meer plotdetails, dan kun je hier kijken op de website van de schrijfster, Anne Provoost.

Als je die samenvatting leest, zie je dat er, zoals ik al zei, veel gebeurt in het verhaal. Meer dan er normaal gesproken gebeurt in een verhaal van rond de 110 pagina’s. Het boek is dan ook misschien niet voor iedere lezer prettig. Het boek is bedoeld voor lezers vanaf dertien en het daarmee een zogenaamde adolescentenroman. Daar kom ik in de toekomst nog een keer op terug.

Ben je iemand die graag leest en die zich graag laat uitdagen door het enigszins moeilijke taalgebruik, dan denk ik dat De Roos en het Zwijn absoluut iets voor jou is. En is ook voor volwassenen een mooi boek, al is het maar omdat Provoost laat zien dat sprookjes nog best complex kunnen zijn.

Provoost aan het woord

Natuurlijk kan ik zelf wel blijven schrijven over dit boek, maar ik vind dat jullie het boek als het ware moeten. En dat kan het beste door een aantal citaten. Dan zie je meteen de schrijfstijl van de auteur.

Van mij wordt gezegd dat ik de mooiste vrouw ter wereld ben.

[…]

Ik ben niet mooi geboren. Mijn schoonheid is gaandeweg gekomen, terwijl ik opgroeide, en ze is de verdienste van de elfen. Zij hebben me gevoed in bescherming genomen. Omdat mijn schoonheid van hen komt, kan ik er niet aan ontsnappen. Ze staat als een harnas om me heen. Ooit was ik lelijk en onvolgroeid. Maar ik was ongeschonden. Nu ben ik volmaakt maar geraakt. En ik kan niet meer naar de oorspronkelijke staat terug.

Dit citaat is de eerste regel van het verhaal en de tweede alinea. De eerste alinea heb ik niet volledig weergegeven omdat dat een beschrijving is van de Roos en die staat op de achterflap van het boek, samen met een omschrijving van het Zwijn die verderop in het verhaal voorkomt. Die flaptekst is nog steeds te lezen bij online boekhandels, waar het boek nog tweedehands verkrijgbaar is.

De tweede alinea is veelzeggend. De Roos maakt duidelijk dat ze haar schoonheid aan magie te danken heeft en dat ze er misschien wel helemaal niet blij mee is. Ze kan er immers niet aan ontsnappen, het is haar noodlot. Ze kondigt eigenlijk al aan dat het einde van dit sprookje niet “En ze leefden nog lang en gelukkig.”  is.


Dit is het derde deel van een reeks over sprookjes en De Roos en het Zwijn van Anne Provoost.